Sinds jaar en dag bewonder ik de nederigheid die Japanners aangeboren hebben gekregen zo lijkt mij. In elk geval is het een trots en voor mij imposant onderdeel van de Japanse cultuur.
Nederigheid ervaar ik als een grote deugd die je instaat stelt om onvoorwaardelijk een ander ter wille te zijn. Je geeft de persoon tegenover je alle aandacht en zorg die hij/zij op dat specifieke moment nodig heeft zonder jezelf op welke manier dan ook op te dringen. Immense pijnen worden zwijgend en zonder uiterlijk gebaar of herkenbaarheid gedragen evenals de innerlijke en uitbundige vreugde van de kleine of grote successen stilzwijgend geboekt, schuil gaan achter een klein en bescheiden glimlachje.
Zojuist het boek 'De tuin van de Samoerai' van Gail Tsukiyama in één adem uitgelezen. Opnieuw werd ik getroffen door de pure eenvoud waarin deze nederigheid verpakt is. Opnieuw beleefde ik intens emotionele momenten waarin ik overspoeld werd door de tweeling vreugde en verdriet. Ik werd warm en week van binnen en begreep plots de betekenis van de uitdrukking door liefde 'wegsmelten'. Het gevoel dat je vloeibaar bent geworden en je binnenste één warme zacht deinende gelei. Ik begrijp nu ook hoe een sneeuwpop zich moet voelen als hij door de zon tot smelten wordt gedwongen.
Zozeer als ik deze 'Japanse' deugd bewonder zozeer is het contrast met mijn eigen handelen. Elk succesje dat ik voor een ander boek en in nederigheid zou hebben willen overhandigen komt er steevast als een groot euforisch tromgeroffel uit mijn mond. De blijdschap en vreugde is dan zo groot voor de ander dat ik me nauwelijks kan bedwingen en/of wachten totdat de ander deze intentie begrepen heeft en op de juiste waarde geschat heeft. De vreugde en dat weeë gevoel van binnen wil ik het liefst zo snel mogelijk delen in de overtuiging dat gedeelde vreugde dubbele vreugde is! Kortom van nederigheid is dan nog maar weinig te bespeuren. De intentie is hetzelfde de uitwerking echter volstrekt anders dan een Japanner aangeboren heeft gekregen.